Recente artikelen

Meer grip op art. 6:101 BW in personenschadezaken

Eigen schuld is een kernleerstuk binnen het aansprakelijkheidsrecht, zo ook binnen het personenschaderecht. Niettemin gaat dit in art. 6:101 BW geregelde leerstuk gebukt onder een zogeheten grabbelton-effect en loterij-karakter: op voorhand is moeilijk in te schatten wélke omstandigheden een rol spelen bij de beoordeling van eigen schuld en evenzo wat vervolgens de uitkomst van de – aan de hand van de eenmaal relevant geachte omstandigheden – te maken afweging zal zijn. Vrij kort na de invoering van art. 6:101 BW in 1992 werd al geklaagd dat deze bepaling in de personenschadepraktijk ‘moeizame’ afwegingen vergt, voor de jurist ‘nauwelijks houvast’ biedt omdat toetsingscriteria ‘ontbreken of op zijn minst uiterst diffuus’ zijn, ‘te veel voor het incasseringsvermogen’ betreft en zelfs ‘niet toepasbaar’ is.

Smartengeld bij zeer ernstig en blijvend neurologisch letsel

In deze jaarlijkse nieuwe editie van het Smartengeldboek zijn bijna zeventig nieuwe uitspraken uit 2021 en ruim dertig uit 2020 verwerkt.   In deze bijdrage wil ik stilstaan bij enkele uitspraken waarin het slachtoffer ernstig en blijvend neurologisch letsel ondervond. In zes gevallen was sprake van een misdrijf (en had het slachtoffer zich gevoegd in het strafproces) en één geval betrof een verkeersongeval. Steeds kende de rechter hoge bedragen toe variërend van € 100.000 tot € 350.000, maar het is de vraag of de verschillen in hoogte door de feiten zijn te verklaren. Met name is niet duidelijk in hoeverre de duur van het lijden van het slachtoffer is meegewogen. Onderstaand worden de uitspraken eerst kort samengevat, waarbij eventuele vorderingen van verwanten wegens shock- of affectieschade buiten beschouwing blijven. Daarna volgen enige opmerkingen.