2536 | vrouw | 74 jaar | 07-07-2016

Nummer

2536

Geïndexeerd bedrag

€ 130.571,-

Oorspronkelijk toegewezen bedrag

€ 110.000,-

Tijdens een fietstocht met haar man zijn zij van achteren aangereden door een tractor met een maaibak aan de voorzijde. Haar echtgenoot is daarbij overleden. Dit vernam zij pas 5 weken later, waardoor ze geen afscheid van haar man heeft kunnen nemen. Zij heeft zeer ernstig (hersen)letsel opgelopen. Ze heeft ruim 5 weken in het ziekenhuis gelegen, waarvan 1,5 week op de IC, ze heeft lange tijd in coma gelegen en is 8 dagen beademd. Ze had het volgende (hersen)letsel opgelopen: gebroken ribben, een klaplong, breuken en verwondingen aan de linkerzijde van haar gezicht, een hematoom en een bloeding op het hoofd en schaafwonden aan de linkerarm. Er trad een spasme in de linkerarm op, mogelijk als gevolg van (pijn door) een gescheurde pees. Communicatie met haar was bijna niet mogelijk. Ze heeft een half jaar in een revalidatiecentrum gezeten; toen ze daar kwam, kon ze niet spreken of lopen en was ze beperkt op alle domeinen van het functioneren. Vervolgens heeft ze 8,5 maand in een verpleegtehuis verbleven, maar daar deden zich meerdere valincidenten voor. Ze is overgeplaatst naar een woonzorgcentrum waar zij ruim 10 maanden later weer is gevallen en haar heup heeft gebroken. Besloten is om haar niet te opereren. Ze krijgt pijnmedicatie, is rolstoelgebonden en is opgehouden met spreken. Vóór het ongeval was zij een voor haar leeftijd gebruikelijk, zelfstandig functionerende echtgenote, moeder en grootmoeder met een actieve levensstijl, waarbij ze regelmatig fietstochten maakte met haar man. Na het ongeval is ze een ander persoon geworden. De B.I. is ingeschat op 40% gehele mens. Dit percentage is ingeschat op basis van het functieverlies bij niet-aangeboren hersenletsel (waarbij een maximum percentage van 50% geldt). Fysieke functionele invaliditeit en psychologische klachten en beperkingen zijn daarbij bovendien niet meegenomen. Neurologische, orthopedische en psychologische expertises zijn uitgebleven vanwege de belasting voor de vrouw van een dergelijk onderzoek. Onder deze omstandigheden en gelet op haar zeer ernstige beperkingen, acht de Rb. het aannemelijk dat haar daadwerkelijke (blijvende) invaliditeit aanzienlijk ernstiger is dan die geschatte 40%. Dit alles heeft de Rb. in overweging genomen bij het vaststellen van het smartengeld, alsmede het feit dat zij na het ongeval nooit meer heeft kunnen terugkeren naar haar woning en dat het lastig is gebleken een passende woonplek voor haar te vinden, waardoor zij meerdere malen heeft moeten verhuizen.
Het reeds uitgekeerde voorschot ad € 50.000,- komt in mindering op het toegekende smartengeld.
(te vermeerderen met wettelijke rente vanaf datum ongeval, 7-7-2016)